Ondernemersdochters aan het woord


In het boek ontmoet je 24 ondernemersdochters. Klik op de foto’s voor een eerste kennismaking met 15 van hen.

Tess van der Kooij

TESS


Tess van der Kooij (1980) groeit op in Hoorn op Terschelling samen met haar oudere zus Sanne. Haar vader is de bekende kroegbaas en artiest Hessel, en zijn dorpskroeg De Groene Weide groeit uit tot een serieuze onderneming met landelijke bekendheid en bezoekers uit alle windstreken. Om dat allemaal voor elkaar te krijgen wordt er hard gewerkt. Als jong meisje helpt Tess in de afwaskeuken en de garderobe. Vanaf haar vijftiende staat ze achter de bar. De talloze verbouwingen en de start van het verhuurbedrijf met vakantiewoningen staan nog op haar netvlies. Nooit opgeven is wat het ze het meest van huis uit heeft meegekregen: ‘Als het hard waait, en je hebt tegenwind, moet je gewoon harder trappen.’

Meer over Tess in het boek

Sherry-Ann Poulo

SHERRY-ANN


Sherry-Ann Poulo (1986) groeit op in Curaçao in een gezin van handelaren. Als klein meisje woont ze bij haar oma op de boerderij in Bandabou. Oma teelt maïs, pinda’s en exotisch fruit, dat ze na de oogst verkopen. Iedereen in de buurt kent en vertrouwt de oma van Sherry-Ann. Zij helpt veel gezinnen uit het dorp door een spaarsysteem op te zetten. De deelnemers sparen voor huisraad, die oma en mama in Willemstad gaan kopen. Haar oma en moeder zien overal handel in. Het maakt haar moeder niet uit wat zij verkoopt. Ze hoeft maar iets te zien waar ze in gelooft, en ze verkoopt het. Haar grootste motivatie is het kunnen verzorgen van haar gezin.

Meer over Sherry-Ann in het boek

Mariëlle Koenen

MARIËLLE


Mariëlle Koenen (1976) groeit op in Veghel, samen met haar drie jaar jongere zusje. Haar vader en moeder hebben in de jaren tachtig een van de grootste stierenmesterijen van Nederland. De vader van Mariëlle is een boerenzoon en een echte vechtersbaas. Als hij een kans ziet, springt hij er op in. Daardoor heeft hij ook een transportbedrijf en een handelsonderneming in veevoer. Het gezin gaat nooit op vakantie en er is weinig sociaal leven buiten het werk. Mariëlle voelt de verantwoordelijkheid van het oudste kind. Ze wordt van jongs af aan gezien als de beoogd bedrijfsopvolger en in alles klaargestoomd voor deze overname. Tot haar vijftiende jaar voelt Mariëlle zich ‘een jongen’, en ze kleedt zich ook zo. Vrachtwagens boven strijkijzers. Niet lullen maar poetsen is haar met de paplepel ingegoten.

Meer over Mariëlle in het boek

INGRID


Ingrid van Rossum (1959) groeit op als tweede van drie kinderen in Abcoude bij de meubelmakerij van opa en kaasboerderij van oma. Vrijdenken en pionieren zit in het DNA van de familie. Als Ingrid zes jaar is vertrekt het jonge gezin, samen met het gezin van de bakker, naar Den Helder. De marinestad is een snel groeiende stad met veel nieuwbouw. Nieuwe huizen betekent: nieuwe interieurs. Ingrid’s vader start een stoffeerderij en een woonwinkel. Voor kleine Ingrid voelen alle mannen in de stoffeerderij als familie, ze voelt zich er veilig en geborgen. Het is een community waarin ondernemerschap een mindset is, en voor elkaar zorgen een manier van leven.

Meer over Ingrid in het boek

DANIELLE


Danielle van de Velde-van der Zwan (1978) groeit op in Scheveningen. Ze is de oudste dochter in een gezin met drie kinderen. Haar opa heeft een groentezaak, waar de hele familie helpt. Papa rijdt meer dan honderdduizend kilometer per jaar voor zijn handelsbedrijf in textiel. De kleding komt uit het Verre Oosten en wordt vooral in Duitsland op de markt gezet. Mama heeft een verzekeringskantoor en start niet veel later een lingeriezaak. De familie koopt alles wat los en vast zit op om te verhandelen. Het ene moment staat ze bij opa uien te snijden, het andere moment vouwt ze stringetjes bij mama in de zaak, een volgende dag gaat ze met papa mee naar de kledingbeurs in België. 

Meer over Danielle in het boek

SASKIA


Saskia Rutte (1985) groeit op als derde kind op een veehouderij met koeien annex paardenpension in Santpoort-Noord. Zij heeft twee broers en een zus en samen vormen ze een hecht gezin. Haar vader heeft, nadat opa een tia kreeg, de boerderij van zijn vader overgenomen. Het is goed toeven op Hofstede de Kruidberg. Het is een prachtige plek om op te groeien in de binnenduinrand achter de zee en tussen de bollenboeren. Hard werken en altijd doorgaan wordt de kinderen van het gezin Rutte met de paplepel ingegoten. Soms blijven die momenten voor altijd op het netvlies. Op een dag krijgt Saskia’s broer te horen dat hij chronische leukemie heeft. Saskia en haar vader gaan die dag toch aan het werk. De dieren moeten gevoerd, het werk gaat door.

Meer over Saskia in het boek

COLETTE


Colette de Vries (1971) groeit op in Zierikzee. Ze is de oudste in een gezin met drie kinderen. Colettes opa heeft een drukkerij annex speelgoedwinkel en boekhandel, die wordt gesplitst en verdeeld over de twee zonen. Colettes vader zet de drukkerij voort. De Vries Communicatie wordt naast drukkerij ook een reclamebureau. Ze groeien uit naar een bedrijf met 25 medewerkers. Haar opa blijft werken in de drukkerij van zijn zoon. Het is altijd druk. De week kent zes werkdagen en zondag is rustdag. ‘Tussen de middag eten we warm. Er is altijd haast. De borden worden op tafel gesmeten. We bidden snel. We eten snel. We danken snel.’ Ondanks de drukte ontstaat er een hechte familieband. ‘Met het hele gezin gaan we naar de opening van alweer een vakantiepark.'

Meer over Colette in het boek

MANON


Manon Ende (1989) groeit op in een samengesteld gezin. Haar vader heeft twee kinderen uit zijn eerste huwelijk. Manon is het tweede kind van haar vader en moeder, en het vierde van in totaal acht kinderen, waaronder ook een pleegdochter. Het ondernemersbloed zit in haar genen. De opa’s en oma’s van Manon hadden een kruidenierswinkel en een boerenbedrijf annex begrafenisonderneming. Manon springt overal bij, helpt zowel haar vader als haar moeder met allerhande klusjes. Op jonge leeftijd leert ze de kunst van het verkopen, van het verleiden van klanten. ‘Als ik zin heb zet ik een bord aan de kant van de weg en verkoop ik kopjes koffie. Wat ze het meest van haar ouders meekrijgt is creativiteit, het gewoon gaan doen.

Meer over Manon in het boek

YUWONG


Yuwong Chou (1970) groeit op in Mierlo-Hout, in een gezin met vier kinderen. Yuwong is de oudste dochter en heeft drie broertjes. Haar vader en moeder emigreren in haar geboortejaar van China naar Nederland om geld te verdienen. Ze beginnen een Chinees restaurant. De ouders van Yuwong maken een belangrijke keuze. Ze wijken af van de traditie om hun kinderen vanaf de babytijd terug te sturen naar China om daar, tot hun twaalfde jaar, op te groeien bij opa en oma. Yuwong leert Helmonds praten en met de gasten om te gaan. Ze speelt, leert en eet in het restaurant. Vanaf haar 6e jaar mag ze het eten van de keuken naar het restaurant brengen. 

Meer over Yuwong in het boek

MARJOLEIN


Marjolein Janssen (1979) groeit op in Broekhuizenvorst, als oudste dochter in een gezin met twee kinderen. Haar vader verkoopt champignonbroed in zijn bedrijf Le Lion HJM Hollander BV. Wereldwijd wordt hij gezien als de ‘champignondokter’. Hij reist de hele wereld over, soms met haar moeder. Marjoleins vader is op haar verjaardag altijd in het buitenland voor een belangrijk congres. Marjolein vindt dat niet leuk, maar begrijpt al jong dat het werk altijd voor gaat. Ze leert de telefoon opnemen en netjes de gegevens van de beller te noteren. Marjolein is zes jaar als een Amerikaan belt; ‘He is at home at sex o’clock’, zegt ze. Doorzetten en niet opgeven is Marjolein met de paplepel ingegoten.

Meer over Marjolein in het boek

ILJA


Ilja van der Pol (1973) groeit op in een gezin met twee jongere broers. Haar vader Dirk is automonteur en houdt van racen. Ze wonen bij het in 1885 opgerichte familiebedrijf van overgroot opa en oma in Wijk en Aalburg. De opa van Ilja heeft net als zijn broer de helft van de aandelen. Ilja’s vader en zijn neef worden geacht het familiebedrijf D. van der Pol & Zn. over te nemen, en dat doen ze ook. Het merendeel van het personeel komt uit het dorp en iedereen kent de familie en dus ook Ilja. Voor haar vader en moeder eindigt goed werkgeverschap niet bij de fabrieksdeur. Haar vader staat midden in het bedrijf, en helpt daarnaast iedereen waar hij kan. 

Meer over Ilja in het boek

JOYCE


Joyce Lansbergen (1987) groeit op in een gezin van twee kinderen, samen met haar oudere broer Mike. Het huis waar Joyce opgroeit staat naast de kassen van de gerberakwekerij. Haar vader heeft samen met zijn twee broers een familiebedrijf, dat is opgericht door opa Piet Lansbergen. Alle familieleden zijn betrokken bij de zaak, de vrouwen werken keihard mee om het tot een succes te maken. Opgroeien in een ondernemersgezin is niet altijd makkelijk voor Joyce. Veel mensen uit het dorp werken bij haar ouders. Ze hebben een mening over haar vader en haar familie, die ze op straat of het schoolplein hoort. Als ze als tiener in de kas werkt en van haar zelfverdiende geld een nieuwe broek koopt, roepen ze ‘Die heb je zeker weer van je pappie gekregen’. 

Meer over Ilja in het boek

ANNE


Anne van Gerwen (1980) groeit op in Helmond als middelste kind. Ze heeft een oudere en een jongere broer. Haar ouders hebben een ambachtelijke bakkerij. Het voelt voor Anne als een levend iets, als een thuis. Het bakkersbedrijf bestaat sinds 1875 en is altijd overgegaan van vader op zoon. In 1981 opent haar vader een bakkerij in Eindhoven. Als jong meisje helpt Anne in de bakkerij. Ze draait croissantjes, maakt worstenbroodjes en smeert de bakblikken in. In hun tienerjaren maken de kinderen mee dat het bedrijf gesaneerd moet worden, drie winkels moeten sluiten, het woonhuis en de auto worden verkocht. Anne weet het nog als de dag van gisteren.

Meer over Anne in het boek

CARLA


Carla Broers (1970) groeit op in de binnenstad van Alkmaar. Ze heeft twee oudere broers. Het familiebedrijf, een tabaksspeciaalzaak, bestaat al sinds 1883. Carla’s ouders hebben de zaak van vader op zoon overgenomen. Haar vader was geschoold als banketbakker en werkte bij de Holland-Amerika Lijn. Het reizen is zijn lust en leven en het liefst was hij daar banketbakker gebleven, maar hij had geen keuze. Zo ging dat in die tijd. Van 8 uur tot 6 uur is alle aandacht voor de zaak. ’s Avonds na zessen is er alle aandacht voor de kinderen en elkaar. Het is een jongensgezin, en Carla is een van de jongens. Het woonhuis is direct achter de winkel, en de winkelbel bepaald het ritme van de dag. Carla kleedt zich ‘s morgens vroeg meteen aan. Er kan altijd iemand binnenkomen.

Meer over Carla in het boek

SILKE


Silke Tijkotte (1987) groeit op in Oldenzaal. Ze is de oudste in een gezin van drie en heeft twee jongere broertjes. Haar vader en moeder komen beiden ‘van de boerderij’. Beiden komen niet in aanmerking voor bedrijfsopvolging en zo gaat Silkes vader noodgedwongen de bouw in. Als onderaannemer levert hij stalen vlechtmatten.


Elke ochtend om half zeven rijdt hij van huis weg. Silke wil graag met papa ontbijten en zit elke dag om kwart over zes aan de ontbijttafel. Papa maakt lange dagen, hij is altijd van huis. Als hij ’s avonds thuis komt gaat het werk door. Hij zit tot laat aan tafel met de ordners met bouwtekeningen, calculaties en facturen. De klant is koning en werk gaat altijd voor.

Meer over Silke in het boek